====Christus "vergezeld van Zijn Engelen"==== **331**. Christus is het middelpunt van de wereld van de engelen. Het zijn zijn engelen. 'Wanneer de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle engelen...' ((Mt. 25,31)). Zij zijn van Hem, omdat zij door en voor Hem geschapen zijn: 'Want in Hem is alles geschapen in de hemelen en op de aarde, het zichtbare en het onzichtbare, tronen en hoogheden, heerschappijen en machten. Het heelal is geschapen door Hem en voor Hem' ((Kol. 1,16)). Zij zijn des te meer van Hem, omdat Hij hen tot boodschappers gemaakt heeft van zijn heilsplan 'Wat zijn zij anders dan dienende geesten, uitgezonden ten behoeve van hen voor wie het heil is weggelegd?' ((Heb. 1,14)). **332**. Zij zijn er vanaf de schepping en in heel de heilsgeschiedenis, zij kondigen van verre en van dichtbij dit heil aan en staan in dienst van het goddelijk plan van de verwezenlijking hiervan: zij sluiten het aards paradijs ((Gen. 3,24)), beschermen Lot ((Vgl. Gen 19)), redden Hagar en haar kind ((Gen.21,17)), houden Abrahams hand tegen ((Gen. 22,11)), door hun dienstwerk wordt de Wet meegedeeld ((Hand.7,53)), zij leiden het volk van God ((Ex.23,20-23)), zij kondigen geboorten ((Re 13)) en roepingen ((Jes.6,6)) aan, zij staan de profeten bij ((1 Kon. 19,5)), om maar enkele voorbeelden te noemen. Tenslotte is het de engel Gabriël die de geboorte van de Voorloper en van Jezus zelf aankondigt ((Lc. 1,11.26)). **333**. Vanaf de menswording tot de hemelvaart is het leven van het mensgeworden Woord omgeven door de verering en de dienst van de engelen. Wanneer God 'de eerstgeborene de wereld binnenleidt, zegt Hij: 'Alle engelen Gods moeten Hem hulde brengen` ((Heb. 1,6)). Hun lofzang bij de geboorte van Christus klinkt nog steeds door in de lofprijzing van de kerk: 'Eer aan God...' ((Lc. 2,14)). Zij beschermen Jezus' jeugd ((Mt.1,20; 2,13.19)), dienen Hem in de woestijn ((Mt. 4,11)), sterken Hem in zijn doodsangst ((Lc. 22,43)), terwijl Hij door hen uit de handen van de vijanden gered had kunnen worden, zoals eens Israël. Het zijn ook de engelen die 'evangeliseren' ((Lc. 2,10)), wanneer zij de Blijde Boodschap van de menswording en van de verrijzenis van Christus aankondigen. Zij zullen er zijn bij de wederkomst van Christus die zij aankondigen, in dienst van zijn oordeel. [[Katechismus|Terug]]