Ook de H. Paulus eindigt zijn brief aan de Tessalonicenzen, die beschouwd wordt als zijn eerste brief, met de serieuze smeekbede: “Broeders, bidt ook voor ons.” ((1 Tess 5,25)) Wij hebben hier de geopenbaarde leer van de Heilige Geest, als een praktijk (bij Petrus) en als een bede (bij Paulus), dat het gebed voor priesters bij de plichten van een christen hoort. Als zelfs Petrus, de eerste Paus, en Paulus, de apostel voor de heidenen, gebed nodig hadden, hoeveel te meer dan hun opvolgers in het pausschap, bisschopsambt en het priesterschap. Toen Paus Johannes Paulus II tot Paus gekozen was, preekte hij op de dag erna bij de H. Mis die hij met het college van de kardinalen vierde. Het hoogtepunt van zijn homilie was een dringende vraag om gebed. “Nadat ik tot de Heer gebeden heb”, zei hij, “voelen wij de noodzaak van jullie gebed om de onontbeerlijke, hemelse kracht te ontvangen die ons in staat zal stellen om het werk van onze voorgangers voort te zetten vanaf het punt waar zij geeindigt hebben.” Dit alles en nog meer is deel van de ononderbroken traditie van de Kerk, sinds de eerste christelijke tijden. De gelovigen bidden voor hun priesters, van de Bisschop van Rome tot de minst bekende kapelaan in een of ander dorpje aan de andere kant van de wereld. Zij allen zijn de ‘gezalfden’ van de Heer. Wanneer wij ons dus afvragen waarom de gelovigen voor priesters zouden moeten bidden, is het eerste antwoord het meest fundamentele. Omdat alle gelovigen, inclusief de priesters, leden zijn van hetzelfde Mystieke Lichaam, zouden allen moeten samenwerken voor de opbouw van dit Lichaam en tot grotere eer van God. Ieder van ons heeft een andere taak te verrichten in de Kerk van Christus, en ieder heeft zijn of haar verantwoording, volgens hun levensstaat. Wij zouden moeten bidden dat vaders en moeders goede ouders zouden zijn; vrouwen en mannen goede echtgenoten; dat kinderen goede kinderen zouden zijn; dat de ongehuwden en de weduwen God dienen in hun omstandigheden; dat religieuzen goede religieuzen en trouw aan hun roeping zouden zijn. Dus ook priesters verdienen het dat voor hen gebeden wordt, alleen maar omdat ze priesters zijn en daarom deel van de zichtbare samenleving, die de Kerk is. Zij wordt gevormd door vele, verschillende leden, en ieder heeft de ander nodig en ieder is afhankelijk van het ondersteunende gebed van de anderen. Maar de priesters zijn uitgekozen om een unieke en bijzonder verheven functie uit te oefenen in het Mystieke Lichaam. Zij moeten het offer van Calvarie in de H. Mis voortzetten, de levende Christus tegenwoordig stellen op aarde in onze tijd, en in de macht die hen door Christus is gegeven, moeten zij de berouwvollen van hun zonden ontslaan. Niettemin al die tijd blijven zij mensen, zeer menselijke mensen, en daarom hebben zij de Goddelijke hulp nodig in de vorm van de bijstaande genade. Om deze genade te verkrijgen en te bewaren zodat ze in Gods vriendschap blijven, moeten zijzelf bidden. Niemand kan dit plaatsvervangend doen. Of priesters bidden, net als iedereen, of ze zullen in bekoring komen. Maar dit is niet genoeg. Zij hebben ook de ondersteunende gebeden nodig van anderen, en zij hebben een bijzondere aanspraak op deze hulp omwille van wat hun diensten voor de mensen betekenen….. Daarom zou een moment nadenken voldoende moeten zijn voor een gelovige, om hem te verzekeren dat het priesterschap een “schrikbarende verheffing” is. En daarom kunnen wij het H. Hart van Jezus niet beter troosten dan door te bidden voor zijn priesters; want door de instelling van het priesterschap heeft God Zijn vlekkeloze eer, Zijn diepste belangen toevertrouwd aan de zorg van geschapen leem. De H. Teresa van Jezus wist dit en daarom maakte ze het gebed voor de priesters tot eerste verplichting van de Carmelitaanse familie.