Judy Trevino draaide zich om en om. Deze griep was zo vermoeiend. Sinds enkele dagen lagen zij, en haar beide kinderen, Justin en Jamie, zes en vier jaar oud, in bed in hun beweeglijke woning, in afwachting dat de ziekte voorbij zou gaan. Hoewel het pas lente was, waren de laatste paar weken erg heet geweest, en een harde wind wervelde de droge aarde en zwiepte het hoge gras. In dit deel van zuid Texas hadden ze erg behoefte aan regen. Zelfs de koeien leken chagrijnig, graasden bij vlagen en loeiden meer als normaal.
Judy was zich hier van bewust, maar op een verstrooide manier. Haar man was op zakenreis, en als haar moeder Mary er niet geweest zou zijn, die in een andere camper woonde op hun grondstuk, zou ze echt in de problemen zijn. Nu benutte ze deze gedwongen rust, om wat meer aan haar gebed te doen, en om de hemel te vragen dat alles weer goed zou komen.
Haar ouders hadden dit grondstuk gekocht in de jaren zeventig om er te wonen en vee te houden. Haar zwager voegde er nog een kudde aan toe. Nadat zij en Joe trouwden en een tijdje ergens anders woonden, kochten ze hun eigen camper en plaatsten deze op het familie eigendom. Haar vader stierf een paar jaar geleden, maar Joe en zijn broer konden de zaak goed draaiende houden. Judy soesde net weg, toen ze wakker werd en het bezorgde gezicht van haar moeder voor zich zag. “Een grote prairie brand!” zei Mary. “Het komt onze kant op! Help me om het terrein en de huizen nat te maken!”
Judy ging zitten en zocht haar schoenen. Tot nu toe was een prairie brand nog nooit zo dicht bij hen in de buurt gekomen, maar Judy wist dat het vaker voorkwam, vooral in extreem droge tijden. Branden konden verwoestend zijn, alles verslindend. De boerderijen hier werden verzorgd door de vrijwillige brandweer, maar vanwege de grote afstanden, waren ze niet altijd meteen ter plaatse. Op dit moment waren Judy en Mary de enige verdediging.
De vrouwen renden naar buiten om de tuinslang te halen, maar het was al te laat. Dikke rook hing in de lucht, en vlammen knetterden. Een oranje muur, die op oceaangolven leken, rolde over de velden in hun richting. “Mam, het vuur is over de straat gesprongen!” schreeuwde Judy. De hel, die door de sterke wind aangedreven werd, was inderdaad reeds op hun grondgebied, en likte de paaltjes van de omheining, begerig om alles op zijn weg te verteren. De schuur zou er zeker aan gaan. En de koeien! Maar het was te laat om het risico te nemen en hen te redden. Ze waren ver achter de campers aan het grazen, ver uit het bereik, zelfs als de vrouwen tijd hadden.
In grote schrik merkte Judy dat het vuur al bijna bij hen was! “Mam, neem de kinderen mee!” riep ze boven het lawaai van de vlammen uit. “Ik haal de auto!” Met bonzend hart rende Judy naar de auto, startte en reed voor de deur van de camper. Haar moeder wankelde naar buiten met de slaperige kinderen, trok hen op de achterbank van de auto en sprong zelf voor in de auto. Judy scheurde over de laan naar de poort, een mijl verder. Het leek een wedrace met het vuur. Het was heet, zo heet! Judy veegde het zweet van haar gezicht. Ze waren nu echt in het vuur! Zou het hun lukken om te ontsnappen? Alleen God kon hen nog redden. God en zijn Engelen ….
Een vrachtwagen met vrijwillige brandweer schoot langs hen heen. Dat was goed om te zien, maar de mannen zouden nog veel meer hulp moeten krijgen. Oh, Engelen …. Judy kon geen woorden vinden. Al gauw was het vuur achter hen en de rook werd dunner. Judy reed gauw de inrit op van een huis van een vriendin enkele mijlen verderop, en belde Joe op om de situatie te schilderen. Pas toen ze haar man alles aan het vertellen was, begon ze pas goed te begrijpen wat een ramp er stond te gebeuren. De mobile woningen, de bijgebouwen, de veestapel en de fruitbomen…alles zou nu wel vernietigd zijn. En zo niet, dan was het slechts een kwestie van tijd. Er was een tank met propaangas, achter hun woningen, die naast de vrachtwagen stond Als er vonken tot bij die tank kwamen, zou een explosie onvermijdelijk zijn. Ze zouden alles verliezen.
Mary kon het niet geloven. Ze belde haar andere dochter op. “Begin een gebedsketting”, zei ze. “Bidt voor ons en onze buren en de brandweer-mannen. Vraag God om een sterkere kracht dan de natuur. Bidt hem om een muur van Engelen om alles te beschermen!” Judy was zich bewust dat haar moeder om een wonder vroeg. Maar was dat ook niet het enige wat hun kon redden? Minstens vijf uren waren voorbij, toen een van de vrijwilligers terug kwam, overdekt met roet en zweet. Hij meldde dat verschillende honderden hectare afgebrand waren, en minstens zeven plaatselijke brandweer afdelingen erbij betrokken waren. Maar het vuur was gedoofd, en niemand was gewond. Iedereen kon nu naar huis. Judy ving een blik op van haar moeders ogen. “Is alles verwoest?” vroeg ze de brandweerman. In plaats van te antwoorden, glimlachte hij vermoeid. “Ga maar eens kijken”, zei hij. Dat klonk niet goed. Langzaam ging Judy de auto in. “Wij zijn oke”, stelde ze haar kinderen gerust. “Dat is het allerbelangrijkste”. Maar zelfs hoewel ze het echt geloofde, vroeg ze zich af hoe ze helemaal opnieuw hun leven zouden moeten opbouwen.
Judy bereikte de poort en zag Joe op haar wachten. Hij was net voor haar aangekomen, en de brandweer had hem nog weg gehouden, tot nu toe. Langzaam reden ze de laan in. De reuk van de rook was overal, en overal was zwart geblakerde grond, waar die morgen nog groen gras geweest was. Een paar tongen van vuur flikkerden nog over de bodem en rook cirkelde omhoog van de palen van de omheining. Het moet allemaal weg zijn, dacht Judy. Maar ze reed een beetje verder. Toen wees Justin. “Kijk, mama!”riep hij, “ons huis!”
Beide campers stonden er goed en wel. “Geen verbrande verf!” mompelde Mary verbaasd, “en geen rookvlekken”. Terwijl de kinderen in de auto bleven wachten, liepen de stomverbaasde volwassenen rond, en bekeken alles nauwkeurig. De tank met propaangas stond op zijn gewone plek, de vrachtwagen ernaast en de schuur was net als altijd. Hoe was dit mogelijk? Alles was precies in de weg gestaan, die de hongerige vlammen hadden genomen.
Judy keek naar beneden naar de verschroeide aarde en plotseling liepen haar de rillingen over de rug. “Joe, kijk!” Daar lag het antwoord op alles. Zij en haar man stonden binnen een grote cirkel van groen gras, die zich uitstrekte rondom al hun gebouwen, de tank en de vrachtwagen. Alles buiten die cirkel was verwoest. Maar binnen die cirkel was een veilige haven, een oase midden in de chaos. Al gauw zou Judy merken dat ook de koeien, die op de weg van de vuurzee stonden, bij elkaar gegroepeerd stonden op een veilig plekje van de wei. Maar niemand van de brandweer had dit gedaan. God, geef ons een muur van Engelen! Judy herinnerde zich het ongelooflijke gebed dat de gebedskring hemelwaarts had gestuurd. Was er voor God iets onmogelijk? Vreugde vervulde haar hart, toen ze haar kinderen thuis bracht.
Vertaald uit het boek: Guardian Angels, true stories of answered prayers door Joan Wester Anderson.