Uit: Catechese over het gebed van Jezus Door: Paus Benedictus XVI
Laten we stilstaan bij deze drie gebeden van Jezus aan het kruis, in het Lucas evangelie. Het eerste wordt door Jezus uitgesproken onmiddellijk nadat Hij aan het kruis genageld werd, terwijl de soldaten Zijn kleren verdelen, als trieste beloning voor het geleverde werk. In zekere zin wordt de kruisiging met dit gebaar afgesloten. De heilige Lucas schrijft: ”Toen zij op de plaats kwamen die Schedel heet, sloegen zij Hem daar aan het kruis, en zo ook de misdadigers, de een rechts, de ander links. En Jezus zei: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen’.Ze verdeelden zijn kleren onder elkaar, door er om te dobbelen”.
Het eerste gebed dat Jezus tot de Vader richt is een gebed van voorspraak: Hij vraagt vergiffenis voor Zijn beulen. Zo voltrekt Jezus persoonlijk wat Hij in de bergrede geleerd had: “Tot u die naar Mij luistert zeg Ik: Bemint uw vijanden, doet wel aan die u haten”; en aan wie kan vergeven, had Hij ook beloofd: “Uw loon zal groot zijn, dan zult ge kinderen zijn van de Allerhoogste”. Op het kruis vergeeft Hij nu niet alleen Zijn beulen, maar spreekt Hij ook rechtstreeks bij de Vader voor hen ten beste.
Jezus richt zich op het kruis toto de Vader en Hij vraagt niet alleen vergiffenis voor degenen die Hem kruisigen maar Hij geeft ook inzicht in wat aan het gebeuren is. Volgens Zijn woorden, weten degenen die Hem kruisigen “niet wat ze doen”. De reden die Hij geeft om de vergeving van de Vader te vragen is dus onwetendheid, het feit “niet te weten”, want deze onwetendheid baant de weg naar bekering, wat trouwens gebeurt bij de honderdman als Jezus sterft: “Deze mens was waarlijk een rechtvaardige”, Hij was de Zoon van God. “Het is een troost voor alle tijden en alle mensen dat de Heer zowel aan wie onwetend zijn – de beulen – als aan degenen die het wel weten = zij die Hem veroordeeld hennen – hun onwetendheid tot reden maakt van Zijn vraag tot vergeving. Hij aanziet dit als een open deur naar onze bekering”.
Het tweede woord van Jezus op het kruis, door de heilige Lucas vermeld, is een woord van hoop, het antwoord op de bede van één van de twee mannen die met Hem gekruisigd zijn. Ten overstaan van Jezus, keert de goede moordenaar in zichzelf en heeft hij berouw, hij realiseert zich dat hij tegenover de Zoon staat, die het gelaat van God zichtbaar maakt en vraagt Hem:”Jezus, denk aan mij, wanneer Hij in uw Koninkrijk gekomen zijt”.
Het antwoord van de Heer op die bede gaat veel verder dan de vraag; Hij zegt hem namelijk:”Voorwaar, Ik zeg u: Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs”. Jezus is zich ervan bewust dat Hij rechtstreeks contact heeft met de Vader en voor deze man de weg opent naar Gods paradijs. Zo geeft Hij door dit antwoord, de vaste hoop dat Gods goedheid ons kan raken, zelfs op het laatste ogenblik van ons leven, en een oprecht gebed, zelfs op het einde van een verkeerd leven, ontmoet de open armen van de Vader die goed is en op de terugkeer van Zijn kind wacht.
Maar houden we nu halt bij de laatste woorden van Jezus op het ogenblik van Zijn dood. De evangelist vertelt: “Het was nu omtrent het zesde uur; er viel duisternis over heel de streek tot aan het negende uur; er viel duisternis over heel de streek tot aan het negende uur toe, doordat de zon geen licht meer gaf. Het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor. Toen riep Jezus met luider stem: ‘Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.’ Nadat Hij dit gezegd had, gag Hij de geest.
Bij Lucas, worden de uren van duisternis veroorzaakt door de zonsverduistering, maar het is ook op dat ogenblik dat het voorhangsel van de tempel scheurt. Zo geeft het verhaal volgens Lucas twee tekens – die in zekere zin parallel zijn – aan de hemel en in de tempel. De hemel verliest haar licht, de aarde verzakt, terwijl in de tempel – plaats van Gods aanwezigheid – het voorhangsel scheurt dat het heiligdom beschermt.
Jezus’ dood wordt expliciet gekenmerkt als een kosmisch en liturgisch gebeuren; zij tekent in het bijzonder het begin van een nieuwe eredienst, in een tempel die niet door mensen gebouwd is, want het Lichaam van de gestorven en verrezen Jezus zelf verzamelt de volken en verenigt ze in het sacrament van Zijn Lichaam en Bloed.
In dit ogenblik van lijden, is het gebed van Jezus – “Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest”- een grote uitroep van extreme en totale overgave aan de handen van de Vader. Zijn gebed drukt Zijn volle besef uit niet verlaten te zijn. Wat van het begin tot het einde Jezus’ gevoelens, spreken en optreden volledig bepaalt, is Zijn unieke relatie met de Vader.
Op het kruis beleeft Hij deze kinderlijke band met God die Zijn gebed bezielt, ten volle en vanuit de liefde. De woorden die Jezus na de aanroeping “Vader”uitspreekt, hernemen de woorden van Psalm 31: “In uw handen bevel ik mijn geest”. (Ps.31,6) Maar deze woorden zijn geen gewoon citaat, maar manifesteren eerder een overgave. Deze woorden zijn een gebed van zelfovergave, vol vertrouwen in Gods liefde.
Jezus’ gebed ten overstaan van de dood is dramatisch, zoals dat voor elke mens het geval is, maar het wordt tegelijk bewoond door de diepe rust die voortvloeit uit het vertrouwen in de Vader en uit de wil zich geheel aan Hem over te leveren.
In deze laatste ogenblikken, richt Jezus zich nu tot de Vader en zegt ons wat die handen werkelijk zijn waarin Hij heel Zijn bestaan legt. Vooraleer naar Jeruzalem te vertrekken had Jezus er bij Zijn leerlingen op aangedrongen: “Hebt een open oor voor wat Ik u zeg. De Mensenzoon zal worden overgeleverd in de handen der mensen”. Nu het leven Hem gaat verlaten, bezegelt hij Zij laatste beslissing in Zijn gebed: Jezus heeft zich laten overleveren, in de handen der mensen”, maar in de handen van de Vader legt Hij Zijn geest; zo wordt alles vervuld, zoals de evangelist Johannes zegt, de hoogste daad van liefde is ten einde toe vervuld, tot aan het uiterste en verder dan het uiterste.
Jezus’ woorden op het kruis bieden in de laatste ogenblikken van Zijn aardse leven, veeleisende aanwijzingen voor ons gebed, maar zij banen de weg voor een sereen vertrouwen en een vaste hoop. Jezus die de Vader vraagt degenen die hem kruisigen te vergeven, nodigt ons uit tot het moeilijke gebaar ook te bidden voor degenen die ons onrecht aandoen, die ons gekwetst hebben, en daarbij altijd te vergeven opdat Gods licht in hun hart zou komen; en Hij noodt ons uit in ons gebed dezelfde barmhartige en liefdevolle houding te beleven die God heeft ten opzichte van ons: “Vergeef ons onze schulden zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren”, zeggen wij dagelijks in het Onze Vader.
Jezus die zich in het laatste ogenblik van de dood geheel overgeeft in de handen van God de Vader, geeft ons tegelijk de zekerheid dat ongeacht de zwaarte van onze beproevingen, de moeilijkheid van onze problemen, het gewicht van ons lijden, wij nooit naast Gods handen zullen vallen, die handen die ons geschapen hebben, die ons ondersteunen en begeleiden op de weg van ons bestaan, want zij worden bestuurd door een oneindige en trouwe liefde.
* Terug