Catechese over het gebed van Jezus door Paus Benedictus XVI
Jezus begeeft zich na het Laatste Avondmaal naar de Hof van Olijven, terwijl Hij met Zijn leerlingen bidt. De evangelist Marcus zegt ons:”Nadat zij de lofzang gezongen hadden, gingen zij naar de Olijfberg”(Mc.14,26). De weg naar Getsemane is met woorden van Jezus bezaaid die Zijn nakende dood laten vermoeden en die de verstrooiing van de leerlingen aankondigen die erop volgt.
Op het domein van de Olijfberg bereidt Jezus zich die nacht nogmaals voor op Zijn persoonlijk gebed. Maar dit keer is er iets nieuws: het lijkt dat Hij niet alleen wil blijven. Jezus trok zich dikwijls van het volk en de leerlingen terug door zich op eenzame plaatsen op te houden of door de berg op te gaan, zoals de heilige Marcus ons zegt. In Getsemane daarentegen, nodigt Hij ons Petrus, Jakobus en Johannes uit om dichter bij Hem te blijven. Deze nabijheid van de drie leerlingen tijdens het gebed in Getsemane is van betekenis. Ook in die nacht bad Jezus alleen tot de Vader omdat Zijn band met Hem geheel uniek en eigen is: het is de band van de enige Zoon.
Men zou daarentegen zeggen dat, die nacht vooral, niemand echt tot de Zoon kan naderen omdat Hij zich bij de Vader aandient in Zijn absoluut unieke, exclusieve identiteit. Maar alhoewel Jezus ”alleen” gaat tot waar Hij stopt om te bidden, wil Hij toch dat ten minste drie van Zijn leerlingen niet veraf zijn, dat zij nauwer betrokken zijn bij Hem. Het gaat daar om een ruimtelijke nabijheid, om een vraag naar solidariteit op het ogenblik waarop Hij Zijn dood voelt naderen, maar het is vooral een nabijheid in het gebed om uit te drukken dat zij enigerwijze op Hem afgestemd zijn op het ogenblik dat Hij zich voorbereidt om ten einde toe de wil van de Vader te doen en het is een uitnodiging tot elke leerling om Hem op de kruisweg te volgen.
“Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en begon zich ontsteld en beangst te gevoelen. Hij sprak tot hen:”Ik ben bedroefd tot stervens toe. Blijft hier en waakt”. In dat woord dat Hij tot de drie leerlingen richt, drukt Jezus zich nogmaals uit met de taal van de Psalmen:”Mijn ziel, wat zijt gij bedroefd” komt uit Psalm 43. De aansluitende opmerking “tot stervens toe” herinnert aan een situatie die vele gezondenen van God in het Oude Testament beleefden en die in hun gebed tot uiting komt. Het is namelijk niet zeldzaam, dat het volgen van de zending die hun is toevertrouwd, betekent dat zij vijandigheid, afwijzing, vervolging tegenkomen.
De woorden die Jezus richt tot de leerlingen, die Hij tijdens Zijn gebed in Getsemane dicht bij Hem wil, brengen de angst aan het licht die Hij in dit “uur” voelt, en de uiterste diepe eenzaamheid die Hij ervaart juist op het ogenblik waarop Gods plan zich verwezenlijkt. En in deze angst van Jezus wordt iedere verschrikking gerecapituleerd die de mens ervaart ten overstaan van zijn eigen dood – die vast en zeker is en onverbiddelijk – en hij het gewicht ziet van het kwaad dat aan het leven knaagt.
Na aan de drie leerlingen gevraagd te hennen in gebed te blijven en te waken, richt Jezus zich “alleen” tot Zijn Vader. De evangelist Marcus vertelt:”Nadat Hij een weinig verder was gegaan, wierp Hij zich ter aarde en bad dat dit uur, als het mogelijk was, aan Hem mocht voorbijgaan”. Jezus valt ter aarde: het is een gebedshouding die gehoorzaamheid uitdrukt aan de wil van de Vader, overgave aan Zijn handen in vol vertrouwen.
Het is een gebaar dat opnieuw gesteld wordt bij de aanvang van de Lijdensherdenking op Goede Vrijdag, bij een kloosterprofessie en de diaken-, priester- en bisschopswijding, om door het gebed, ook met zijn lichaam, de totale overgave van zichzelf uit te drukken aan God, het vertrouwen dat men in Hem stelt, Daarna vraagt Jezus aan de Vader dat als het mogelijk is, dit uur aan Hem zou voorbijgaan.
Het is niet alleen de angst van de mens ten overstaan van de dood, maar de ontsteltenis van Gods Zoon die het schrikwekkende gewicht ziet van het kwaad dat Hij op zich moet nemen om het van zijn macht te beroven en te overwinnen.
Ook wij moeten onze inspanningen, ons lijden in bepaalde omstandigheden of van bepaalde dagen, ons dagelijks engagement om Hem te volgen, om christen te zijn en ook het kwaad dat wij in en rondom ons zien, in gebed voor God kunnen brengen, zodat Hij ons hoop geeft, ons Zijn nabijheid laat voelen en ons een beetje licht geeft op de levensweg.
“Het gebed van Jezus tijdens zijn doodsangst in de hof van Getsemane, en ook zijn laatste woorden aan het kruis, openbaren de diepte van zijn gebed als Zoon: Jezus brengt het liefdesplan van de Vader tot vervulling, en neemt alle angsten van de mensheid op zich, alle vragen en beden om voorspraak uit de heilsgeschiedenis. Hij legt ze voor aan de Vader, die, door Hem uit de doden te doen verrijzen, ze aanneemt en verhoort op een manier die iedere hoop overstijgt”. Werkelijk, “op geen andere plaats in de Heilige Schrift kunnen wij zo diep het innerlijk mysterie van Jezus peilen als in het gebed op de Olijfberg”.
Elke dag vragen wij de Heer in het gebed van het Onze Vader:”Uw wil geschiede op aarde als in de hemel”(Mt.6,10). Wij erkennen dus dat er een wil is van God met en door ons, een wil van God over ons leven die elke dag steeds meer het referentiepunt moet worden van ons willen en ons zijn; wij erkennen vervolgens dat in de “hemel” Gods wil gedaan wordt en dat de “aarde” alleen de “hemel” wordt, de plaats waar liefde, goedheid, waarheid en Goddelijke schoonheid aanwezig zijn, indien Gods wil er verwezenlijkt wordt.
In het gebed dat Jezus tot de Vader richt, in die verschrikkelijke en prachtige nacht van Getsemane, is de “aarde” de “hemel” geworden; de “aarde” van Zijn menselijke wil, hevig door angst ontsteld, werd in Zijn Goddelijke wil opgenomen, zodat de wil van God zich op aarde verwezenlijkte. En dat is ook belangrijk in ons gebed: wij moeten leren meer op de Goddelijke Voorzienigheid te rekenen, aan God de kracht te vragen uit onszelf te treden om Hem opnieuw ons ja te zeggen, om voor Hem te herhalen “Uw wil geschiede”, om onze wil gelijkvormig te maken aan de Zijne.
Het is een gebed dat wij alle dagen moeten doen omdat het niet altijd gemakkelijk is zich aan de wil van God over te geven, om het ja van Jezus, het ja van Maria te herhalen. De evangelieverhalen van Getsemane tonen pijnlijk aan dat de drie leerlingen die Jezus koos om dicht bij Hem te zijn, niet in staat waren met Hem te waken, aan zijn gebed deel te nemen, aan Zijn gehechtheid aan de Vader. Zij hebben zich door de slaap laten overmeesteren.
Vragen wij de Heer ons bekwaam te maken met Hem in gebed te waken, Gods wil elke dag te volgen, ook wanneer die ons over het kruis spreekt, een altijd groter vertrouwelijkheid met de Heer te beleven, om samen Gods “hemel”een beetje op deze “aarde“ te brengen.