Uit: Leven in Christus, P. Raniero Cantalamessa
In Gethsemane maakten de apostelen een onherkenbare Jezus mee. Hij, op wiens bevel de winden tot bedaren werden gebracht, die duivels uitdreef en zieken genas, en naar wie menigten luisterden, is nu deerniswekkend om te zien en vraagt om hulp!
Jezus, zo staat er, “begon zich ontsteld en beangst te voelen. En Hij zei tegen hen: “Ik ben bedroefd tot stervens toe. Blijft hier, en waakt”. De werkwoorden die worden gebruikt, geven een beeld van een man die ten prooi is gevallen aaneen diepe verbijstering, aan een soort eenzame verschrikking, alsof hij voelt dat hij uit de mensheidwordt weggerukt.
Jezus is volkomen alleen, net als iemand die ontdekt dat hij ergens heel ver weg in het heelal hangt waar niemand hem hoort roepen en waar helemaal niets is, noch boven noch beneden, noch rechts noch links, waar hij zich aan vast kan klampen. Zijn gebaren zijn die van iemand die worstelt in doodsnood; Hij “wierp zich op de grond”, stond op om naar zijn apostelen te gaan, kwam terug en knielde neer, en stond daarna weer op. Van zijn lippen klonk de uitroep:”Abba, Vader, voor U is alles mogelijk; laat deze beker Mij voorbijgaan”.
St. Paulus zegt:”De toorn van God openbaart zich en daalt uit de hemel neer over alle goddeloosheid en ongerechtigheid”. Waar ook maar zonde voorkomt, moet Gods oordeel er wel op gericht zijn. Nu, in Gethsemane is Jezus goddeloosheid, alle goddeloosheid van de wereld. Hij is de mens die “tot zonde gemaakt is”. Er staat geschreven dat Christus “voor zondaars”stierf; Hij stierf in hun plaats en niet alleen maar ten gunste van hen.
Hij aanvaardde het dat Hij voor alle mensen antwoord gaf; daarom is Hij verantwoordelijk voor alle mensen. Hij is voor God de schuldige! Tegen Hem wordt Gods toorn openbaar; dit wordt met het gezegde “de beker leegdrinken” bedoeld. Maar wij bekijken de dingen van buitenaf. Aan de ene kant zien we de mens en zijn zonde en aan de andere kant Jezus die lijdt en voor alle zonden boete doet, hoewel Hijzelf vrij was van zonden en er niet door was besmeurd. Maar de relatie die Jezus met de zonde heeft is niet afstandelijk, nee ze is echt en heel nabij.
Met ander woorden, de zonde was in Hem, Hij droeg die, omdat Hij die uit vrije wil op zich had genomen. ‘Hijzelf droeg onze zonden in zijn lichaam’ (lichaam betekent hier zijn hele persoon). Hij voelde dat Hij op de een of andere manier de zonde van de wereld was.
Laten wij nu eens een naam geven aan de werkelijkheid van de zonde, zodat het voor ons niet iets abstracts blijft. Jezus droeg alle menselijke hoogmoed, alle rebellie tegen God, alle lust, alle huichelarij, alle onrechtvaardigheid, alle onwaarheid en alle haat, al deze verschrikkelijke dingen. Jezus gaat de “donkere nacht van de geest”binnen waarin men de nabijheid van zonde en daarom tegelijk ook de afwezigheid van God ervaart, wat een ondraaglijke ervaring is.
We hebben twee hulpmiddelen waarmee we naar deze afgrond kunnen kijken waarin onze Verlosser zich nu bevindt allereerst is er de Schrift en daarin zijn het vooral de Psalmen die profetisch het lijden van de Rechtvaardige beschrijven en die. Zoals de apostelen en Jezus zelf zeiden, naar Hem verwijzen, en in de tweede plaats is er de ervaring van heiligen, in het bijzonder van de mystici, die de genade ontvingen het lijden van Christus door hun pijn te ervaren.
De woorden van Jesaja:”Hij werd doorstoken om onze weerspannigheid, om onze zonden gebroken. Hij werd gestraft; ons bracht het vrede”gaan, wanneer Jezus in Gethsemane is volledig in vervulling. Nu worden de geheimzinnige woorden van veel psalmen bewaarheid, zoals die in Ps. 88 : “Zwaar rust op mij uw gramschap al uw brandingen stapelt Gij op….Al uw gramschap gaat over mij heen, uw verschrikkingen – zij slaan mij stom”.
Wat zou er gebeuren als het hele heelal met zijn miljarden en nog eens miljarden hemellichamen op één enkel punt zou rusten, alsof het een enorme omgekeerde piramide was? Onder wat voor druk zou dat punt komen te staan! Nu dan, het hele morele heelal van de zonde, niet minder grenzeloos dan het fysieke heelal, lag op dat ogenblik als een last op de ziel van Jezus.
Jesaja zegt: “De Heer heeft schuld van ons allen op Hem laten neerkomen”. Hij is het Lam Gods dat de zonde van de wereld op zich neemt. De zonde was het echte kruis dat Jezus op zijn schouders nam en dat Hij helemaal naar Golgotha droeg, en waaraan Hij ten slotte werd vastgenageld!
Omdat Jezus de zonde zelf innerlijk draagt, is God afwezig. God is de oorzaak van zijn grootste pijniging, niet in die zin dat Hij verantwoordelijk s, maar in de zin dat God, alleen door te bestaan, de zonde aan het licht brengt en ondraaglijk maakt. De eindeloze aantrekking tussen Vader en Zoon wordt nu geblokkeerd door een even eindeloze afstoting.
Gods opperste heiligheid botst met het ergste kwaad van de zonde en veroorzaakt een onbeschrijflijke beroering in de ziel van de Verlosser. Dan hoeven we ons toch niet te verwonderen over de kreet die van Jezus’ lippen komt:”Mijn ziel is bedroefd tot stervens toe”en over het bloed dat Hij zweette? Wat Jezus doorleefde, was de absolute grens van elke mogelijke menselijk ervaring.