Het korte antwoord op deze meest gestelde vraag is eenvoudig “nee”. Want de Congregatie van de Liturgie en de Sacramenten van het Vaticaan zegt in een document van 2001 dat “de praktijk om namen te geven aan de H. Engelen afgeraden moet worden, behalve in het geval van St. Gabriël, St. Rafaël en St. Michaël, want deze namen komen voor in de H. Schrift.”
Het zou goed voor ons zijn om eens te overwegen dat de naam “Heilige Engelbewaarder “ heel diep onze verbinding uitdrukt met de Engel die God ons voor heel ons leven heeft toegewezen. Want juist zoals er maar een vrouw en een man in heel deze wereld ons kunnen antwoorden wanneer wij “moeder” zeggen of “vader”, zo is er ook in alle koren van de H. Engelen alleen maar een Engel die ons kan antwoorden wanneer wij uitroepen: “H. Engelbewaarder, help mij!”
Het is duidelijk dat iedere gedoopte een Engelbewaarder heeft omdat de H. Basilius dit leert en de Catechismus van de Katholieke Kerk herhaalt dit: “Iedere gelovige wordt terzijde gestaan door een Engel om hem als een behoeder en herder naar het leven te leiden.”1) Deze tekst verklaart niet specifiek dat iedere mens, zonder uitzondering, een Engelbewaarder heeft.
Niettemin leert de Catechismus in een volgende zin in duidelijke bewoordingen: “Vanaf de kinderjaren tot de dood is het menselijk leven omringd door hun ( d.i. de Engelen) bescherming en voorspraak.” 2) Hiermee in overeenstemming is de algemene leer van de theologen dat niet enkel iedere gedoopte, maar iedere mens zijn eigen persoonlijke Engelbewaarder heeft .
Dit leert ook de YOUCAT (de Catechismus voor de jongeren) “Ieder mens krijgt van God een beschermengel.” 3) Deze zicht is Bijbels gefundeerd en gebaseerd op de woorden van Onze Heer in de Evangeliën, waar Hij nadrukkelijk meedeelt: “Hoedt u er voor een van deze kleinen te minachten, want Ik zeg u: zij hebben Engelen in de hemel en deze aanschouwen voortdurend het aangezicht van mijn Vader die in de hemel is.” 4)
Bovendien leert de H. Thomas van Aquino dat de bescherming door de Engelen een geschenk is, niet alleen van genade maar ook een gave aan de mensheid in de orde van de natuur. Tenslotte, omdat ieder individu, met een eigen vrije wil uitgerust, een unieke bestemming heeft, is het passend dat er een relatie bestaat tussen een mens en een Engel. Ditzelfde leerde ook de H. Gregorius de wonderdoener en de H. Hieronymus, die van mening was dat iedere persoon vanaf zijn geboorte zijn eigen bijzondere Engelbewaarder had.
De H. Thomas van Aquino beweert dat iedereen bij zijn geboorte een Engelbewaarder ontvangt. Bovendien leert hij dat de Engelbewaarder van de moeder haar kind bewaakt zolang zij deze in haar schoot draagt. Andere Kerkvaders en Kerkleraars echter, bijv. de H. Hieronymus en de H. Basilius de Grote, geloven dat onze Engelbewaarder bij het Doopsel aan ons wordt toegewezen.
De H. Anselmus gaat een stap verder en beweert dat “iedere ziel is toegewezen aan een Engel wanneer hij verenigd is met een lichaam”. In andere woorden, hij gelooft, samen met nog andere heiligen en theologen, dat iedereen een Engelbewaarder ontvangt bij zijn ontvangenis. Om het samen te vatten: er zijn drie meningen over het tijdstip wanneer wij onze Engelbewaarder ontvangen: 1. Bij de ontvangenis, 2. Bij de geboorte, of 3. Bij het doopsel.
Het feit dat iedere menselijke persoon een Engelbewaarder heeft, sluit de derde mening uit, dat we onze Engelbewaarder met het doopsel ontvangen. Dan blijven de andere twee meningen over. Maar omdat het leven van een persoon begint op het moment van de conceptie, is er geen reden voor de Engel om te wachten totdat de persoon geboren is. En als men bedenkt hoe belangrijk de zorg voor de geboorte is, dan is het redelijk om te geloven dat de Engelbewaarder erbij betrokken zou willen zijn. Het kan ook waar zijn, dat allen profiteren van de bijstand der Engelen vanaf het begin van het leven, volgens de natuurlijke voorzienigheid van God, en dat in het doopsel een diepere, bovennatuurlijke band met de Heilige Engelen ontstaat.
Het wordt algemeen aangenomen dat onze Engelbewaarder niet aan een andere persoon wordt toegewezen als wij sterven, omdat onze Engelbewaarder en wij op een unieke wijze bij elkaar passend gemaakt zijn door God Zelf voor alle eeuwen, met het doel om ons te helpen om de bijzondere zending in ons aardse leven te vervullen waarvoor Hij ons heeft geschapen.
Daarom is het onwaarschijnlijk dat onze Engelbewaarder aan een andere persoon zou worden toegewezen nadat hij zijn taak aan ons volbracht heeft. En dus wordt aangenomen, dat nadat wij zijn gestorven, onze Engelbewaarder zal doorgaan met zijn normale taken in de koren van de H. Engelen.
Als wij de genade ontvangen om de hemel binnen te gaan, zullen wij de Heer aanbidden samen met onze Engelbewaarder, naast elkaar in de hemelse liturgie. Zoals de H. Thomas van Aquino schreef: “Als hij aan het einde van zijn leven komt heeft hij niet langer een beschermengel; maar in het Koninkrijk zal hij een Engel hebben om met hem te regeren.” 5) Maar als we het ongeluk hebben om naar de hel te gaan, dan zal onze Engelbewaarder alleen naar de hemel terugkeren.
Als we naar het vagevuur gaan zal onze Engelbewaarder in de hemel op ons wachten en dan komen om ons naar het paradijs te begeleiden wanneer onze tijd in die plaats van reiniging afgelopen is. Want zoals de H. Johannes Chrysostomus zegt: “als wij een gids nodig hebben om van een stad naar een andere te gaan, hoeveel meer heeft de ziel iemand nodig om de weg te wijzen als ze sterft en verder gaat in het eeuwige leven.” 6)
Nee, dat kunnen ze niet. Want alleen God Zelf kan ten allen tijde weten wat wij denken; alleen God Zelf kan de diepten van onze ziel kennen. Daarom zegt de H. Thomas duidelijk dat “de Engelen niet de geheimen van het hart kennen.”7)
Desondanks, als hij verder gaat met uitleggen, kunnen de Engelen en duivelen soms raden wat wij zouden denken. En dit kunnen ze op twee manieren: want “gedachten worden soms openbaar niet enkel door een uiterlijke daad, maar ook door een verandering in het uiterlijk.” 8)
Bijvoorbeeld, ons gezicht kan er blij uitzien of verdrietig, wanneer wij opwekkende of depressieve gedachten hebben. Maar ook onze gedachten over andere personen kunnen weerspiegeld worden niet alleen door wat wij over hen zeggen, maar ook in de manier waarop wij optreden en reageren wanneer wij hen ontmoeten.
Wij moeten er ook aan denken dat de Engelen en de duivels niet alleen een bovenmenselijk verstand hebben maar ook duizenden jaren ervaring met het observeren van het gedrag van menselijke wezens onder alle mogelijke omstandigheden. Daarom kunnen zij, net als een zeer bekwaam en ervaren psycholoog, vaak onderscheiden wat we zouden denken zonder precies onze gedachten te weten of in staat te zijn om onze gedachten te lezen. We kunnen daarom zeggen dat hoewel ze goed zijn om onze gezichtsuitdrukkingen te lezen, ze niet in staat zijn om onze gedachten te lezen.
In deze samenhang is het belangrijk om te zeggen dat wanneer wij vrijwillig onze gedachten richten tot een Engel (bijv. in een geestelijk gebed of een innerlijk gesprek) dan kan de Engel deze gedachten “horen”. Net zoals de Engelen onder elkaar in verbinding staan door een daad van de wil, zo kunnen wij ons met hen in verbinding stellen door een innerlijke daad van de wil.
Soms wordt deze vraag gesteld omdat Jezus ons in de Evangelies openbaart: “Na de verrijzenis is er geen sprake meer van huwen of ten huwelijk gegeven worden, maar men zal zijn “als” Engelen Gods in de hemel”. 9)
We moeten benadrukken dat er niet staat dat we Engelen zullen zijn maar “als” Engelen. Want gelijkenis wijst op overeenkomstigheid wat verschilt van gelijkheid. God is niet van plan om de natuurlijke verschillen tussen mensen en Engelen te verwijderen; in de hemel zullen zij altijd onderscheiden en aanvullend zijn. Mens en Engel zullen daarom op elkaar lijken in verschillende aspecten terwijl beiden hun natuur behouden. Wat zijn deze aspecten?
Ten eerste moet erop gewezen worden dat beiden, Engelen en mensen, geschapen werden naar Gods beeld en gelijkenis. Bovendien, deze oorspronkelijke volmaaktheid van natuur en genade wordt tot een hogere volmaaktheid van natuur en genade gebracht in diegenen die naar de hemel gaan. En dus, omdat de gelijkmaking van de Heilige Engelen in de hemel reeds voltooid is in hun verheerlijkte staat, zullen wij als wij uiteindelijk naar de hemel gaan, op hen gaan gelijken, niet alleen in de persoonlijke glorie die zij algemeen bezitten maar ook in hun gelijkenis van God.
Ten tweede: De Engelen zijn “zuiver geestelijke schepselen”, zij “hebben intelligentie en wil: zij zijn persoonlijke schepselen.” 10) Onze zielen zijn ook geestelijk van natuur. We zijn geschapen voor de zelfde eindbestemming en we hebben dezelfde heiligmakende genade van Christus ontvangen. Dit zijn de redenen waarom wij de Engelen vragen in ons gebed van toewijding, “verlicht mijn verstand en mijn hart opdat ik altijd de wil van God mag kennen en doen”. Deze overeenkomsten helpen ons om beter te begrijpen over ons “zijn als de Engelen”.
Ten derde: wij zullen eeuwig gezegend zijn met de aanschouwing van God “zoals de Engelen”, met de contemplatie, liefde en voortdurend bezit van God, de bron van alle goeds; wij zullen Hem in totale overgave aanbidden. We zullen ons in allen de gemeenschap van de zalige Drieeenheid verheugen. Want “ons allen is het gegeven met onverhuld gelaat de glorie van de Heer te aanschouwen en herschapen te worden tot steeds heerlijker gelijkenis met Hem; zo werkt de Heer die Geest is.” 11)
Ten vierde: wij zullen ons verheugen in de gemeenschap van de heiligen, Engelen en mensen, omdat allebei verenigd zijn met God, de Enige die oneindig heilig is in zijn eigen wezen. Daarom vragen wij aan de Engelen in het gebed van Toewijding, “leid mij tot vereniging met God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest”.
Ten vijfde: in de hemel zullen wij ons verenigen met het gezelschap van de Heilige Engelen. Daarom zullen wij niet alleen van een volmaakte vrede en de vervulling van al onze wensen genieten zodat wij zullen zijn “als de Engelen” – in vrede, onbevlekte zuiverheid, vol van vreugde, licht en leven – maar we zullen ook deelhebben aan Gods volmaaktheid, rijkdom, schoonheid en glorie. Want “de rechtvaardigen zullen schitteren als de zon” 12) en zullen in het paradijs vrij zijn van pijn, tranen, verdriet, lijden en dood.
Tenslotte: in de hemel zullen wij voor altijd leven in een innige vereniging met Jezus en alle Engelen tot verheerlijking van God, 13) zoals het Boek van de Apokalyps beschrijft: “En terwijl ik keek, hoorde ik de stem van talloze Engelen rondom de troon en de levende wezens en de oudsten; en hun getal was tienduizenden tienduizenden en duizenden duizendtallen en zij riepen luid: Waardig is het Lam…. En de oudsten vielen in aanbidding neer.” 14) Het leven in de hemel zal een prachtige liturgie van lofprijzing zijn dat Engelen en heiligen verenigen zal in het onophoudelijke lied van vreugde: Heilig, Heilig, Heilig, God van de hemelse legerscharen.” 15)
Er zijn twee manieren waarop ze dit doen. We kunnen de ene de normale weg noemen, en de andere de minder gewone manier. Op de normale manier stellen de Engelen zich met ons in verbinding door gedachten in onze geest op te wekken, beelden in ons voorstellingsvermogen, en gevoelens in onze emoties.
Ten eerste kunnen zij gedachten in ons verstand leggen die ontvangen worden door de innerlijke zintuigen bijv. het voorstellingsvermogen.
Ten tweede kunnen ze ons geestelijke beelden zenden die een abstracte waarheid overbrengen of het licht om te kunnen onderscheiden wat waar is.
Bovendien kunnen de Engelen ons geestelijke vertroostingen zenden. 16)
Tenslotte communiceren de Engelen met ons door een bepaalde soort van spanning of druk in onze ziel of lichaam op te roepen. We kunnen bijv. het sterke gevoel krijgen dat we iets perse moeten doen, of ergens naar toe moeten gaan, of iemand helpen, of bidden voor een speciale intentie. Heel zeker hebben vele van ons deze gevoelens wel eens ervaren, die schijnbaar uit het niets kwamen en ons aanzetten om doorslaggevend te handelen om iemand te helpen die misschien in wanhopig gevaar of nood was.
Maar dan is er nog een andere manier waarop de Engelen zich in verbinding stellen met ons op een wijze die minder algemeen is. Dat gebeurt doordat ze woorden gebruiken, en luid tot ons spreken op een manier dat we ze duidelijk kunnen begrijpen. Het is natuurlijk zeldzaam voor een Engel om te spreken met een stem die we gemakkelijk kunnen verstaan. Maar er zijn vele voorbeelden die we in de Heilige Schrift kunnen vinden van Engelen die tot de mensen spreken tot wie ze zijn gezonden. Bijvoorbeeld de lange gesprekken tussen St. Rafaël en Tobias die in het boek Tobias opgeschreven zijn; of de uitgebreide openbaringen die door St. Gabriël aan de profeet Daniel worden gegeven; of de aankondigingen door St. Gabriël aan Maria in haar huis in Nazareth en aan de priester Zacharias in de tempel van Jeruzalem.
Wij krijgen slechts één Engelbewaarder voor heel ons leven, die onze persoonlijke beschermer is. De H. Thomas van Aquino echter, evenals een aantal andere theologen, zijn van mening dat niet alleen bisschoppen een extra Engel ontvangen bij hun wijding, om hen te helpen hun verantwoordelijke taken te vervullen; maar ook dat bepaalde typen van openbare ambtenaren, die grote verantwoordingen dragen, bijvoorbeeld leiders van naties, heersers van staten of van grote gemeenschappen, een extra Engel ontvangen om hen te helpen bij het regeren alsook het besturen. 17) Het moet echter worden benadrukt dat de extra Engel die aan een persoon wordt toegewezen, met kerkelijke en civiele verantwoordelijkheden, geen extra Engelbewaarder is. Veelmeer handelt hij als een soort assistent, om diegene te helpen om hun opdrachten en plichten van staat in hun leven effectiever te kunnen uitvoeren.
Bovendien wijst de H. Thomas van Aquino erop dat charisma’s in de Kerk tot de Heilige Geest behoren en Hij beheert deze door de H. Engelen. Nu heeft iedere religieuze gemeenschap en geestelijke beweging een charisma. Iedereen die dus tot zulk een beweging behoort verheugt zich daarom in de dienst van de H. Engel die aangewezen is om over die beweging en zijn leden te waken.
Bovendien heeft ieder bisdom en misschien iedere parochie zijn eigen Engelbewaarder. En dus zijn we te allen tijde onder de leiding en de bescherming van verschillende Engelen. Maar nogmaals, alleen maar één H. Engel is individueel aan ons persoonlijk toegewezen door God als onze Engelbewaarder.
We kunnen een aantal vermeldingen vinden in de Heilige Schrift over Engelen die verschijnen met vleugels. De Cherubijnen, bijvoorbeeld, op de ark van het verbond, werden afgebeeld met vleugels, in het boek van Exodus; 18) de profeet Jesaja verhaalt een visioen van een Seraf met zes vleugels: “Twee om het gelaat te bedekken, twee om de voeten te bedekken, twee om te vliegen.” 19)
De profeet Ezechiël had een visioen van een Cherub die niet alleen vier gezichten had maar ook “vier vleugels”. 20) Bovendien vermeldt de H. Johannes in het boek van de Openbaring dat hij niet alleen maar vier Cherubs zag die “zes vleugels” hadden 21) maar ook dat hij een Engel zag “die in het zenit vloog.” 22)
Aangezien de Engelen zuivere geesten zijn, hebben zij natuurlijk geen fysieke vleugels. Evenmin hebben zij vleugels nodig om zich te bewegen. Veeleer zijn vleugels een passend symbool niet alleen voor de bereidheid van de Engelen om snel, vurig en met vreugde de wil van God te volbrengen, maar ze zijn ook een geschikt symbool voor het vermogen van de Engelen om zich overal in het heelal te verplaatsen met de snelheid van de gedachte. Kortom, vleugels zijn een geschikt symbool om te wijzen op het vermogen van de Engelen om zich snel te bewegen in geest, gedachte en wil.
Engelen zijn net als God zelf, zuiver geestelijke personen, daarom hebben zij geen geslacht als zodanig. Strikt genomen, er zijn geen mannelijke noch vrouwelijke Engelen. Niettemin, wanneer wij de Heilige Schrift bestuderen wat deze over de Engelen zegt, zullen wij ontdekken dat ze altijd afgebeeld worden of over hen gesproken wordt in mannelijke bewoordingen. We zullen nooit in heel de Bijbel, hoe intensief we ook zouden zoeken, één enkele vermelding vinden over de Engelen in vrouwelijke begrippen. De Engelen verschijnen veelmeer altijd als mannen.
Om maar een voorbeeld te noemen onder vele: de moeder van Samson zei over de Engel die aan haar verschenen was: “Er is een man Gods bij mij geweest; hij zag er buitengewoon indrukwekkend uit, als een Engel van God.” 23)
Zelfs wanneer zij niet uitdrukkelijk mannen genoemd worden, verschijnen zij als luisterrijke, schrikaanjagende en machtige personen – eigenschappen die we normaal gesproken associëren met mannelijkheid. De eerste Engelen bijvoorbeeld die op Kerstmorgen verschenen hadden de herders zo doen schrikken dat hen eerst gezegd moest worden: Vreest niet! En bij het graf van Jezus “begonnen de bewakers van schrik te beven voor de Engel en het leven scheen uit hen geweken” zoals Mattheus het beschrijft. 24)
Ook de profeet Daniel “verloor het bewustzijn” 25) alleen maar bij het zien van St. Gabriël toen deze hem verscheen. Want Daniel beschijft St. Gabriël als volgt: “Zijn lichaam leek op topaas en zijn gelaat lichtte als de bliksem; zijn ogen waren vurige fakkels, zijn armen en benen glansden als gepolijst brons en zijn stem was zo luid als het geschreeuw van een menigte.” 26)
Wij moeten deze feiten zien als een openbaring van God en een uiting van zijn wil. Het is een erg sterke aanwijzing, dat de Heer wil dat wij begrijpen dat mannelijke eigenschappen beter passen bij de voorstelling van de engelachtige geesten.
Allereerst moeten we ons bewust maken dat we ons uiteindelijk alleen maar aan God kunnen toewijden, omdat Hij onze oorsprong en ons einddoel is. Dus een toewijding aan een andere persoon is een heilig verbond dat dient als een middel om het doel te bereiken en dat is God zelf. Daarom kan een toewijding aan een andere persoon, zelfs de volmaakte toewijding aan Maria, niet exclusief zijn. Dat wil zeggen het kan niet de mogelijkheid uitsluiten om ook nog andere toewijdingen af te leggen. Wanneer wij ons toewijden aan andere personen dan sluiten we een verbond met hen. Dat is een heilige verbintenis waarbij wij ons verplichten om hen te eren en lief te hebben als dank voor hun bijzondere hulp en bescherming, opdat we God zelf beter kunnen leren kennen en beminnen.
De toewijding aan de H. Engelen is dus vooral een verbond. Datgene, wat in de Doopbelofte ingesloten is, namelijk gemeenschap met de H. Engelen, wordt formeel uitgedrukt in de toewijding. De ziel geeft zich vol vertrouwen over in broederlijke liefde aan de H. Engelen als aan die broeders en mededienaren voor God, 27) die geheel heilig zijn en onherroepelijk verenigd met God.
Op deze manier opent de ziel zichzelf bewust voor de doeltreffendheid van hun geestelijke hulp. Tegelijkertijd verplicht de ziel zichzelf om te luisteren en acht te slaan op hun waarschuwingen, 28) die altijd als doel hebben de verheerlijking van God en het volvoeren van zijn wil. De ziel verplicht zich tot een innige samenwerking met hen om het Koninkrijk van God te verspreiden en te verdedigen op aarde en om een leven van volmaaktheid te leiden als een levend lidmaat van de Kerk.
Een Toewijding aan de H. Engelen beaamt met heel het hart hun bevrijdende opgave als dienaren van Christus, die zij uitoefenen ten behoeve van de mensen. Het betekent een vrijwillig verbond met de Engelen opdat met hun hulp en in navolging van hun deugden, men niet alleen naar christelijke volmaaktheid streeft volgens de eigen levensstaat, maar ook om met hen samen te werken in de apostolische zending van de Kerk tot redding van de zielen.
Samengevat: Door de Toewijding aan Maria verricht de ziel al haar werk door, met en in Maria om daardoor dit meer volmaakter te vervullen met en in Christus. Op eendere wijze zou men kunnen zeggen dat door de Toewijding aan de H. Engelen de ziel ernaar streeft om alles te doen zoals de Engelen en met hen, om op die manier volmaakter met Christus verenigd te worden en omgevormd naar zijn beeld.
Ten eerste moeten wij ons bewust zijn dat de Engelen, zoals wij bij de laatste vraag van onze Rondzendbrief vermeldden, onze gedachten niet kunnen lezen. Ondanks dat kunnen zij bepaalde gedachten, die wij hen bewust wensen mee te delen, weten. De kern van alle geestelijke mededelingen is de beslissing die wij maken om een gedachte of beslissing aan een andere persoon over te brengen, of dit nu een engel, een duivel, een heilige in de hemel of Godzelf is. Dus zodra wij de beslisssing nemen om met de Engelen te praten of tot hen te bidden worden zij zich bewust wat wij hun willen meedelen.
St.Thomas van Aquino leerde dat zelfs „wanneer onze Engelbewaarder in de hemel is, hij weet wat met de mens gebeurt.“ 29) Door de Zalige Aanschouwing van God kan onze Engelbewaarder leren wat wij hem willen meedelen, indien God dit aan hem wil verkondigen.
Dr. Peter Kreeft merkt op dat “God zegt de engelen alles wat zij moeten weten over wat in onze wereld gebeurt. De engelen hoeven het niet te leren door zintuigelijke ervaring (sic). Met andere woorden,…Engelen zien de wereld gereflecteerd in God`s gedachte, zoals een luisteraar de gebeurtenissen van een verhaal door een schrijver verteld zou zien. 30) Maar indien dit standpunt te ver gaat zou het de noodzaak van elke communicatie verwijderen, niet slechts tussen Engelen en mensen op aarde, maar ook tussen de Engelen en heiligen in de hemel. Echter, de morele waarde van de gemeenschap der heiligen omvat ook de sociale dimensie van interpersonale relaties die uitgedrukt worden door actes van communicatie en informatie en werken van liefde. Bovendien negeert deze stellling de algemene leer betreffende de hemelse hierarchie van de Engelen. In dit verband houden St.Thomas en de theologen het voor waar dat God zijn plannen openbaart aan de hoogste koren van Engelen, die dan als zijn dienaren deze kennis verder geven en richtlijnen geven aan de bedienaren van de lagere koren van Engelen. Hieruit zou niet volgen dat iedere Engel, in de kracht van zijn eigen zalige aanschouwing, al de kennis ontvangt die eigen is aan zijn bediening.
Het grondbeginsel achter de hierarchie van de Engelen is dit: God deelt aan zijn schepselen een dubbel deel van zijn goedheid mee:
a) de goedheid van zijn (de natuurlijke perfectie van hun natuur) samen met genade; en
b) de goedheid waarmee zij samenwerken veroorzaakt in de economie van de schepping waarin zij oorzakelijk bijdragen aan de groei in perfectie van de lagere schepping.
Ten slotte, hoewel het zeker in de macht van God ligt om hartsgeheimen aan welke Engel ook te openbaren, is er geen overtuigende reden waarom dit in de regel zou gebeuren aangezien het de perfecte sociale orde in de gemeenschap van de heiligen zou beperken. Hoewel de Engelen wellicht onze geestelijke noden goed weten zelfs zonder zulke openbaringen, zijn onze gebeden tot hen niet zonder doel. Wij noemen er hier slechts twee.
Ten eerste, de verdienste van gebed en de kracht van de hoop zijn noodzakelijke voorwaarden voor het verkrijgen van veel genade. Enkel de kennis van onze noden geeft de engelen op zichzelf niet de volmacht ons elke genade te bemiddelen.
Ten tweede, in en door de communicatie van gebed laten wij instemmend aan de Engelen de gesteldheid van ons hart en onze ziel zien, welke kennis, voor een goed gedeelte tenminste, de hartsgeheimen betreft. Deze kennis van onze innerlijke gesteldheid is van grote pastorale waarde voor de Engel, aangezien hij daardoor beter zijn dienstbaarheid kan afstemmen op onze geneigdheid on mee te werken met de genade.
Door de heiligen en theologen van de Kerk wordt geloofd dat alle Engelen, die vandaag de dag bestaan, die in het verleden al bestonden, en die in de toekomst zullen bestaan, door God allemaal tegelijk aan het begin van de schepping geschapen zijn.
Met andere woorden, zoals Johannes van het Kruis het uitdrukt: „Het is het universele katholieke geloof dat na de strijd, waarin de verslagen engelen in duivels werden veranderd, het aantal Engelen hetzelfde is gebleven. Hun aantal was compleet vanaf die tijd tot nu”. 31)
Op basis van de openbaring leert de Kerk dat God het hele universum geschapen heeft aan het begin van de tijd. 32) Alleen de mens is als bekroning op de schepping achteraf tot bestaan gekomen. Uit deze leerstelling van ons geloof volgt, dat verdere schepping van Engelen net als verdere fysieke schepping in het universum is uitgesloten.
Gebedsbevelen die aan de duivel gericht worden om een andere persoon, plaats of ding te verlaten, kunnen alleen gegeven worden door een priester. Over dit onderwerp vaardigde emeritus paus Benedictus XVIe in 1985, toen hij de prefect van de Congregatie van de Geloofsleer was, een richtlijn uit voor alle bisschoppen.
De richtlijn kondigde af, dat het niet alleen “niet geoorloofd is voor de christelijke gelovigen om de formules van exorcisme tegen Satan en zijn afvallige engelen te gebruiken”, maar ook dat “mensen die hiervoor niet geautoriseerd zijn niet in gebedsdiensten moeten voorgaan waarin gebeden worden gezegd om de duivel uit te bannen, die zich rechtstreeks tot de demonen richten of die het verlangen uiten de identiteit van de demonen te kennen.” 33)
Niettemin ging hij verder met uit te leggen, dat “het opstellen van deze normen op geen enkele manier de gelovigen van het bidden, zoals Jezus het ons heeft geleerd, moet weerhouden, dat wij bevrijd mogen worden van het kwaad.” 34)
Sterker nog, hij benadrukte, dat “herders… van deze mogelijkheid gebruik moeten maken eraan te herinneren wat de Traditie van de Kerk leert over de juiste functie van de sacramenten en de voorspraak van de heilige maagd Maria, van de Engelen, en de heiligen in de geestelijke strijd van de Christenen tegen de slechte geesten.”
Leken hebben, op grond van de deugd van hun doopgenade, het recht en de autoriteit de duivel te bevelen henzelf te verlaten. Toch moeten we altijd in gedachte houden dat de duivel een bovenmenselijke kracht en intelligentie heeft. Wij zijn in ons eentje geen partij voor hem met slechts de krachten van onze menselijke natuur tot onze beschikking. We zullen daarom gemakkelijk door hem worden verslagen als we proberen alleen met onze macht en kracht te vechten.
We doen er goed aan het hellevuur met hemels vuur te bestrijden. Om deze reden moeten we Maria, de Koningin van de Engelen, de heilige Aartsengel Michaël en onze heilige Engelbewaarder vragen onze gevechten met de duivel voor ons te vechten. Want zij hebben niet alleen duizenden jaren ervaring in geestelijk oorlogvoeren; maar zij bezitten ook de meest krachtige bovennatuurlijke geestelijke wapens die er in de Hemel en op de aarde beschikbaar zijn.