|
De voetwassingUit: Christus door Bisschop Fulton Sheen 1e overwegingHet uur van vertrek is altijd aanleiding intenser onzen gevoelens te uiten. Zelf stond Jezus op het punt de wereld te verlaten, maar de apostelen zouden er achterblijven om het Evangelie te preken en de Kerk te vestigen. Maar hoe dichter Hij kwam bij het kruis, des te meer twistten zij onder elkaar. Zelfs in het uur dat Hij hen het aandenken aan zijn liefde ging nalaten en dat zijn liefdevol Hart doorboord ging worden door het verraad van Judas, lieten zij blijken dat ze zijn offer niet waardeerden en hadden ze een zinloze twist over voorrang. Hij zag uit naar het kruis; zij redetwistten, alsof dit kruis niet van zelfverloochening sprak. Hun eerzucht maakte hen blind voor al zijn lessen over voorrang. Zij hadden nog dezelfde opvatting als de heidenen, die ook meenden dat iemand groot was omdat hij gezag uitoefende. Daarvoor moesten ze in de plaats stellen wat Hij had geleerd: wie anderen dient zonder met zichzelf rekening te houden is groot. 2e overwegingHet is opvallend hoe gedetailleerd elke handeling van de Heer beschreven wordt. Niet minder dan zeven handelingen worden vermeld: Hij stond op, legde zijn kleed af, nam een doek, deed die om, goot water in het bekken, waste de voeten, droogde ze af. Wat we hier zien is eigenlijk een samenvatting van zijn menswording. Opstaande van het hemels gastmaal, waaraan Hij aanzit in intieme vereniging met de Vader met wie Hij één natuur is, doet Hij het kleed der glorie af, omhult zich met het gewaad der menselijke natuur, die Hij uit Maria ontving; giet het water der wedergeboorte uit, dwz. Zijn bloed dat Hij aan het kruis vergoot tot verlossing van de mensen, en begint de zielen van zijn leerlingen en volgeling te wassen door de verdiensten van zijn dood, verrijzenis en hemelvaart. 3e overwegingPetrus had moeilijkheden met de nederigheid die door het kruis geëist werd. Toen de Heer hem in Caesarea Filippi vertelde dat Hij naar Jeruzalem zou gaan om er gekruisigd te worden, protesteerde Petrus ook dat die vernedering te weerzinwekkend was. Hier vinden we dezelfde gedachtegang. Aan de ene kant voelde hij zich overtuigd dat de heerlijkheid bereikt moest worden zonder lijden. Toen zei de Heer tot Petrus: “Wat Ik doe, begrijpt ge nu nog niet, maar later zult ge het inzien.” Deze liefde en vernedering zou Petrus eerst kunnen begrijpen nadat de diepste vernedering aan het kruis gevolgd was door de bekroning van de verrijzenis en de nederdaling van de Heilige Geest. Vroeger had Petrus geprotesteerd tegen het kruis, nu protesteerde hij tegen de vernedering die leidde tot het kruis. De Goddelijke Meester gaf hem niet de nodige kennis om hem vervolgens te vragen zich te onderwerpen. Hij vroeg hem zich te onderwerpen met de belofte dat het later allemaal duidelijk zou worden gemaakt. 4e overwegingNooit in der eeuwigheid zult Gij me de voeten wassen. Jezus antwoordden hem: “Zo Ik u niet was, hebt ge geen gemeenschap met Mij. Petrus werd eraan herinnerd dat ware nederigheid geen bezwaar zou moeten maken tegen de vernedering van de Heer, integendeel zou moeten erkennen dat deze noodzakelijk was om het mensdom van zonde te bevrijden. Wat voor bezwaar zou men ertegen kunnen hebben dat de Zoon van God mens wordt en ons het vuil van de voeten wast, als Hij zich reeds zover vernederd heeft om het vuil van de zielen te wassen? Was het een grotere vernedering voor het vleesgeworden Woord toen Hij Zich met een doek omgordde, dan toen Hij zich in doeken liet wikkelen en in een kribbe liet leggen? Wie weigert door God gereinigd te worden, sluit zich uit van de intimiteit met Hem. Wie niet begrijpt dat goddelijke liefde zonder offer onmogelijk is, scheidt zich af van de Meester. 5e overwegingZelfs Judas had Hij de voeten gewassen. Ook nu Hij het werk deed van een gewone slaaf, was Hij nog altijd Heer en Meester. Nooit tijdens zijn aardse leven spraken de apostelen Hem aan als Jezus, ofschoon reeds de Engel Hem deze naam gegeven had die Verlosser betekende. Toen Hij vroeg te bidden voor roepingen voor de missies, liet Hij bidden tot de Heer van de oost. Toen Hij o Palmzondag om de ezel vroeg, gaf Hij als reden op dat de Heer het dier nodig had. Ook de apostelen noemden Hem ‘Heer’. Binnen enkele ogenblikken zouden ze het allemaal doen: ‘Heer, ben ik het?’ Met Pasen zouden ze zeggen: ‘de Heer is verrezen’. Thomas zou Hem later ‘de Heer’ noemen, evenals Johannes toen hij Hem herkende op de oever van het meer. Maar wanneer de Evangelies Hem beschrijven spreken ze altijd over ‘Jezus’. Geschreven onder inspiratie van de Heilige Geest, gebruikten de Evangelies de naam die zo verheerlijkt werd toen Hij verlossing bewerkte en opsteeg ten hemel. Van die tijd af zou men dikwijls spreken over de ‘Heilige Naam Jezus’. |