Een leermeester in de liefde!

De tweede verschijning van de Engel

Bij zijn eerste verschijning aan Lucia, Jacinta en Francisco leerde de Engel van Portugal aan de kinderen, hoe ze God in heilige eerbied moesten aanbidden, en dat ze zouden moeten bidden voor de bekering van de zondaars. Ze bewezen trouwe leerlingen van het gebed te zijn, want ze bleven standvastig en groeiden in heiligheid, zonder dat ze gedurende langere tijd een verder voelbaar contact met de Engel hadden gehad.

Toegepast op het geestelijk leven kan men zeggen, dat alle zielen, die naar heiligheid streven eerst door de woestijn van duisternis en dorheid heen moeten, voordat ze de oasen van de Goddelijke genaden kunnen bereiken. Voornemens, die niet eens van ’s morgens tot ’s avonds duren, zijn niet het kaliber, waaruit de heiligen gemaakt zijn. Door hun trouw toonden de herdertjes, dat ze de verdere hulp van de Engelen waardig zijn.

tweede verschijningDeze hulp kwam enkele maanden later midden in de zomer. Daar de temperaturen gemakkelijk tot ver boven de 30 graden konden stijgen, was het gebruikelijk, dat de herders hun schapen ’s morgens naar de wei brachten, om ze voor de hete middaguren in hun stal terug te brengen. Zodoende konden de kinderen na het middageten altijd voor langere tijd naar de bron achter Lucia’s huis gaan om te spelen. “Plotseling zagen we de Engel naast ons!”

Hoe anders zou ons gedrag zijn, indien wij onze Engelbewaarder steeds aan onze zijde zouden zien! Hoe zwak zijn de ogen van ons geloof, omdat immers de Engel waarlijk steeds aan onze zijde is! En deze kennis zou aan ons leven een ommekeer moeten geven. Leven in het bewustzijn van Gods tegenwoordigheid, zo leert ons de H. Alfonsus van Liguori, is de grondslag voor het geestelijk leven. God is op een bijzondere wijze in de Engel tegenwoordig, want Hij zegt: “In hem immers is Mijn naam tegenwoordig!” Het is de opdracht van de Engel, ons naar de plaats te brengen, die God voor ons heeft vastgesteld1). Om deze opdracht te vervullen, moet hij ons in Gods tegenwoordigheid brengen.

Gebruiken wij onze tijd goed!

De Engel riep tegen de kinderen: “Wat doen jullie?” – niet omdat hij dit niet zou hebben geweten, maar om hen de afgrond, die er zich voordoet tussen de geest van de wereld en de geest van het geloof, duidelijk te maken en om ons voor ogen te houden, hoe lichtvaardig wij onze tijd, resp. ons leven met oppervlakkige dingen verspillen. De spelletjes van de kinderen toendertijd waren een onschuldig tijdverdrijf, echter niet de televisieprogramma’s waarmee de kinderen van tegenwoordig hun zielen bederven. Als de Engel ze maar zou kunnen losrukken uit de versuffing door de tv met zijn nadrukkelijke woorden: “Wat doen jullie?”

De Engel ziet niet alleen wat zij – wat wij – doen, hij ziet ook de schrikwekkende toestand van de gehele wereld, waar dagelijks honderdduizenden mensen sterven. Hoe weinige van hen zijn voorbereid op het oordeel! “Want de weg die naar de ondergang voert is wijd en breed, en velen zijn er die hem inslaan”2). Enige tijd later liet de Moeder Gods de kinderen een visioen van de hel zien, waarover ze zei: “Jullie hebben de hel gezien, waar de zielen van de arme zondaars heengaan: om hen te redden wil God de godsvrucht tot mijn Onbevlekt Hart in de wereld verbreiden. Als men doet, wat ik jullie zeg, zullen vele zielen gered worden en zal er vrede zijn” ( Juli 1917 ).

Het gaat om de hemel en de hel

Lucia en JacintaHoezeer toch bewoog de gedachte aan de oneindige kwalen van de hel het hart van Jacinta tot groot medelijden. Lucia was haar ‘catechiste’. Op de vraag van Jacinta: “Die Dame zei ook, dat vele zielen in de hel komen. En wat is de hel?” antwoordde Lucia: “Dat is een kuil met dieren en een grote brandstapel (zo zijn mijn moeder altijd) en daar komen de zondaars in die niet biechten; en daar blijft men altijd branden”.

Jacinta: “En kom je er nooit meer uit?…. En ook niet na veel, heel veel jaren?” Lucia: “Neen; aan de hel komt geen eind”. Jacinta: “En aan de hemel ook niet?” Lucia: “Wie naar de hemel gaat, gaat er nooit meer uit”. Jacinta: “En wie naar de hel gaat, ook niet?” Lucia: “Begrijp je niet, ze zijn eeuwig, ze hebben geen einde?”

Wat het meeste indruk maakte op Jacinta, was de omstandigheid, dat de hel eeuwig is. Iedere ziel verdient voor zichzelf een eeuwigheid van gelukzaligheid en liefde of een eeuwigheid van kwelling en haat. Deze waarheid lijkt nauwelijks meer indruk op iemand te maken, daar de wereld zo zeer in bezit genomen is door het tijdelijke. Vandaar dat de Engel uitroept: “Wat doen jullie?”

In de school van het gebed en het offer

“Wat doen jullie? Bidt! Bidt veel! De Harten van Jezus en Maria hebben plannen van barmhartigheid met jullie. Biedt voortdurend gebeden en offers aan ter ere van de Allerhoogste”. De Engel vermaant hen “zeer veel te bidden”. Dat is pedagogisch belangrijk! Bedenken wij dat het gebed een kenmerk is van onze liefde tot God en tot de naaste. Het zou al onze vreugde moeten zijn. Wij zouden zoveel mogelijk moeten beminnen: uit geheel ons hart, uit geheel onze ziel en uit al onze krachten.

Wat echter ieder voor zich onder “veel bidden” verstaat, is afhankelijk van de maat van de liefde van zijn hart. Als echter ieder van ons zeer veel zou bidden, zou zeker ook de maat van zijn liefde toenemen en als ieder van ons zeer veel zou beminnen, zou hij ook meer bidden. In die mate dat de liefde en het gebed groeien, groeien ook de vrede en de vreugde. Omgekeerd hoeft het ons niet te verwonderen, dat met het oog op de karige gebeden van zo vele, die niet met het hart bidden, “de liefde van velen zal verkoelen”3) en de vrede uit de wereld zal verdwijnen.

Hoe moet men ‘onophoudelijk’ bidden?

Heilig Hart van JezusDe Engel roept de kinderen ertoe op, onophoudelijk gebeden en offers op te dragen. De enige manier waarop wij zo’n voortdurend offer kunnen opdragen is, aan onze werken deze intentie te geven. Wij kunnen en moeten het goede voornemen maken alles in deze geest op te offeren. De beste vorm van een goed voornemen volgens gewoonte is vanzelfsprekend de toewijding. De toewijding van de wereld aan het Heilig Hart van Jezus door Paus Leo XIII had pas korte tijd voor de verschijning van de Engel in het jaar 1900 plaatsgevonden. En spoedig daarna verlangde de Heer een bijzondere devotie en toewijding aan het Onbevlekt Hart van Zijn Moeder. Alle geestelijke volmaaktheid is reeds in het doopsel inhoudelijk in de kiem aanwezig. Dit grote potentiaal komt tot zijn eigen ontwikkeling door de verschillende toewijdingen en beloftes, die de Kerk aan de gelovigen aanreikt. Deze verheffen ons leven op de hoogte van een voortdurend gebed en offer.

Dat Jezus en Maria op ons gebed wachten is een zeer troostvolle waarheid. Ons hart wordt warm, als wij eraan denken, dat de Heer Zijn lijden en sterven op Zich heeft genomen uit liefde tot ons. Maar ons hart blijft als het ware stilstaan als wij begrijpen, dat het lijden van onze Heer in zekere zin nog niet is voltooid….en dat Hij ons, in Zijn bijzondere liefde voor ons, roept om Hem te helpen. Zijn kruis is Zijn glorie en Hij wil het met ons delen. De H. Paulus heeft dit begrepen: “Op het ogenblik verheug ik mij dat ik voor u mag lijden en in mijn lichaam mag aanvullen wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van de Christus, ten bate van Zijn Lichaam, dat is de Kerk”4). “Mij moge God er voor bewaren op iets anders te roemen dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus”5).

“Hoe moeten wij offers brengen?”

Daar de Engel van de Vrede hen reeds geleerd had hoe ze moesten bidden, vraagt Lucia alleen: “Hoe moeten wij offers brengen?” Het antwoord van de Engel is kernachtig en diep: “Maakt van alles wat je kunt een offer als akte van eerherstel voor de zonden, waardoor Hij beledigd wordt en een smeekbede voor de bekering van de zondaars. Trekt zo de vrede af over jullie vaderland. Ik ben zijn Bewaarengel, de Engel van Portugal. Aanvaardt en verdraagt vooral met onderwerping het lijden dat de Heer jullie overzendt”.

Hier herkennen wij een drievoudige dimensie van onze daden. De eerste bedoeling van het eerherstel is de verzoening voor de beledigingen die God worden aangedaan. De zonde beledigt God werkelijk. Tenslotte is het zo, dat iedere zware zonde God verloochent en het eigen ik vergoddelijkt. Smart, zo schreef Chesterton, is Gods geschenk aan de idealisten ( die vanuit de filosofie denken, dat ze zelf God zijn, waarbij ze voortdurend in hun eigen hoofden de wereld scheppen ), want niet eens een dwaas zou voor zichzelf de smart scheppen. De smart brengt de zondaar terug naar de erkenning van God. Ieder duurzaam goed is afhankelijk van de erkenning dat God God is en dat wij Zijn schepselen zijn. Dit goed wordt op zijn laatst bereikt bij het oordeel na de dood. De smart van de verdoemden bestaat essentiëel in de erkenning, dat ze God vrijwillig voor altijd hebben verloren. Eerherstel is een overmaat aan liefde, waar een ziel door offer en het overnemen van lijden Gods verhevenheid op heldhaftige wijze erkent en de genade afsmeekt om de harten van de verstokte zondaars te bewegen.

Daar zonde vijandschap met God is, is ze ook ondubbelzinnig de oorzaak van oorlogen. Adam en Eva luisterden niet naar God, en Kaïn sloeg zijn broer Abel dood. De bekering van de zondaars, hun verzoening met God, is daarom de eerste stap naar de verzoening onder de mensen. Uit de woorden van de Engel kunnen wij opmaken, dat het gebed alleen niet in staat is de vrede te brengen.

Offer en boete zijn verdere onontbeerlijke middelen om de vrede naar hun vaderland toe te halen. Zonder offer blijft het gebed een lippengebed. Het geschenk van ons zijn, van ons bestaan en ons dagelijks brood, dat wij van God ontvangen, verlangt dat wij vanuit het diepst van ons wezen tot God terugkeren. Het volharden in het van God verwijderd zijn vindt zijn oorzaak in de eigenliefde en de hebzucht, de wortels van alle kwaad.

Twee soorten van offers

In gebedDe Engel spreekt van twee soorten van offers: die, die wij zelf uitzoeken en dat lijden, dat God uitzoekt of stuurt. Alles wat we zijn en doen, kan en moet als een offer aan God worden opgedragen. Hier kunnen we werkelijk een fijngevoeligheid ontwikkelen: alles kunnen we waardevol maken voor de eeuwigheid en zo een schat in de hemel verdienen. Wat echter niet ter ere Gods wordt opgeofferd, gaat voor de eeuwigheid verloren, moge het nog zo schitteren en blinken. Met zijn bemoediging aan de kinderen om van alles een offer te maken, verkondigt de Engel inderdaad een ‘blijde boodschap’, namelijk, dat een offer op zichzelf beschouwd, niet smartelijk hoeft te zijn.

In de hemel zullen er drie soorten van offers een hele eeuwigheid van gelukzaligheid door voortduren: het offer van lof ( begin en einde van de liefde ), het offer van onze toewijding aan God ( band en duurzaamheid van de liefde ) en het offer van dank ( voor de gaven en het één-zijn in de liefde ). De liefde begint in deze offers en vlamt in hen op: de liefde wordt sterk in het brandoffer, in de offers die iets van ons vergen. Evenwel zouden wij nooit de duizend kleine dingen buiten beschouwing moeten laten, die wij God de gehele dag door kunnen opofferen. Wij kunnen aan deze kleine offers altijd de intentie van de boetvaardigheid geven. Juist vanwege zulke offers heeft de Engel de vrede voor hun land beloofd.

De Engel maakt ook duidelijk, dat het offer van onze wil, waardoor wij alle leed dat God ons stuurt geduldig verdragen, groter is dan elk offer wat we zelf zouden kunnen uitdenken. De H. Theresia van het Kind Jezus verklaart haar zuster, dat de vrede juist daarin bestaat, dat wij werkelijk datgene willen wat God van ons wil.

Onze roeping: Gods wil en Zijn vrede

Men heeft aan kinderen soms het eenvoudige gebed geleerd: “O Jezus, ik wil datgene wat God van mij wil!” Hoe snel begrijpen kinderen toch, dat Jezus van hen houdt en het beste liefdesplan voor hun levensgeluk heeft. Daarom zijn ze er zo ijverig met aandacht bij, als het erom gaat, hun roeping te herkennen en er positief tegenover te staan. Deze bereidwilligheid opent voor hen hart en zinnen voor het licht van hun roeping. Ook brengt dit verlangen naar hun door God gewilde roeping, hen de innerlijke vrede. In de overgave aan Gods wil vinden wij de innerlijke vrede en de kracht de kruisen te dragen, die de Heer ons op onze levensweg toebedeelt.

De Engel maakt hier een onderscheid tussen twee belangrijke momenten: ten eerste moeten wij het lijden, dat van God komt, bewust aannemen (vele zielen houden geen rekening met deze stap en komen ten val), en ten tweede moeten wij het lijden geduldig verdragen. In de praktijk komt het erop neer, dat ons geduld in directe verhouding staat tot de bewuste aanvaarding en de innerlijke overtuiging, dat het leed dat ons getroffen heeft, van God komt, die ons bemint. Zodra het de duivel lukt om een ziel zozeer in de diepte te trekken, dat ze alles slechts ‘van beneden af’ ziet en aan anderen de schuld van haar eigen lijden geeft, begint haar liefdevolle geduld zich als een morgennevel in het niets op te lossen.

Liefde en offer kan men niet van elkaar scheiden

De geestelijke uitwerking van deze onderrichting over de betekenis van het offer vond haar neerslag in de aantekeningen van Lucia: “Deze woorden van de Engel prentten zich in onze geest als een licht dat deed begrijpen wie God is, hoezeer Hij ons bemint en bemind wil zijn en de waarde van het offer, en hoe aangenaam Hem dat was en dat Hij omwille daarvan de zondaars bekeerde. Daarom begonnen we vanaf dat moment God alles aan te bieden dat een offer voor ons was, maar zonder moeite te doen andere verstervingen of boete te zoeken dan uren achtereen op de grond gebogen te blijven, terwijl we telkens het gebed herhaalden, dat de Engel ons geleerd had”.

Zeven vruchten van het offer

kruisofferDe woorden van de Engel over het offer waren een licht, dat zeven heilige uitwerkingen in de herdertjes voortbracht. De onderrichting over het offer, als ze diep in de ziel in liefde wordt opgenomen, helpt ten eerste de mensen te begrijpen, wie God is, want “God is de liefde”. Indien wij het leegstromen en de goedheid van de liefde nooit daardoor ervaren hebben, dat wij zelf ons in opofferende liefde hebben weggeschonken, hoe zouden wij dan ooit de liefde werkelijk kunnen begrijpen? Geheel de zelfzuchtige wereld wil liefde hebben, ze begrijpt echter niet wat liefde is, want liefde kan alleen in de overgave van zichzelf, in het offer worden begrepen!

Gods genade klopt in het verborgene aan ons hart en stelt ons in staat Hem te beminnen en ons aan Hem te schenken. Naargelang de maat van ons offer van het hart kunnen wij God in onze ziel opnemen.Ten tweede ervaren en begrijpen daarom alleen degenen, die zich op weg begeven hebben, God vurig te beminnen, hoe vurig God ons bemint, en ten derde, hoe zeer Hij door ons weer bemind wil worden. Een ziel die een heilig leven leidde, geheel overweldigd door Gods liefde, vroeg aan haar geestelijk leidsman: “Hoe kan God mij zo zeer beminnen?” Hij kon slechts antwoorden, dat Gods liefde oneindig is, omdat God oneindige liefde is. En in Zijn verhevenheid boven alle andere minnaars is Hij geheel vrij in de keuze van Zijn liefde, want Hij houdt ervan te schenken; Hij bemint om te schenken: Degene die Hij bemint, die schenkt Hij zoveel als Hij maar kan, zodat Hij ze steeds meer kan beminnen. “Geeft, en u zal gegeven worden; een goede, gestampte, geschudde en overlopende maat zal men u in de schoot storten. De maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken”6).

Ten vierde begrijpt de ziel, dat de groei in de liefde een geestelijk onderweg zijn is, die de linkervoet van het gebed, alsook de rechtervoet van het offer vereist. Hoeveel zielen doen moeite om aan het verzoek van de Moeder Gods te voldoen, die ons oproept tot gebed, maar ze maken desondanks zo goed als geen vorderingen! Hun kennis van God is nauwelijks meer dan een wazig licht, om van een liefdesvlam maar geheel te zwijgen. De reden is deze, dat deze mensen bidden zonder er een overeenkomstige maat aan offers bij te doen. Het is alsof de rechtervoet van het offer aan de grond vastgenageld zou zijn en zo draaien ze hun leven lang in een kring rond en komen in de liefde tot God en tot de naasten niet zoveel vooruit als ze zouden moeten. Een ziel die echter begonnen is om zich op de weg van het gebed e n van het offer een toegang tot aan het Hart van God te verschaffen, - al zou het slechts met kleine schreden zijn – ontdekt snel de grote waarde van het offer. En dat is het vierde licht.

De herdertjes zouden later nog veel gelegenheid hebben de vrucht van hun bidden en offeren te zien in de vorm van talrijke bekeringen. Maar de schoonheid van het licht, dat de Engel in de kracht van de Heilige Geest meedeelde, bestond daarin, dat dit licht onmiddellijk in hun geest werd ingegoten – of om met Lucia te spreken ‘onuitwisbaar ingeprent’ – en wel met zo’n helderheid, dat ze de waarheid als het ware in God herkenden. Ten vijfde beseften ze hoe welgevallig het offer voor God is en ten zesde, dat het offer de bekering van de zondaars bewerkt. Hoewel wij dit zouden moeten ‘weten’, wanneer wij denken aan de verlossingsdood van Christus, - “Hierom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik Mijn leven geef, om het later weer terug te nemen”7) - moet zulk een speculatief inzicht toch tot in ons hart doordringen, om onze diepste overtuigingen te vormen.

Pas als de ‘waarheid’ van onze geest tot ‘waarde’ van onze wil wordt, zal zich ons geloof in grote daden van liefde openbaren. De Engel deelde aan de kinderen dat liefdevolle licht en die genade mee, welke zij ten zevende met een onvermoeibare ijver in gebed en offer beantwoordden: “We begonnen vanaf dat moment God alles aan te bieden dat voor ons een offer was, …. uren achtereen bleven we op de grond gebogen, terwijl we telkens het gebed herhaalden, dat de Engel ons geleerd had”.

Lucia beschrijft de vele offers, die ze voor de bekering van de zondaars op zich namen. Ze gaven hun middageten aan een paar arme buurkinderen. In plaats van hun gebruikelijke maaltijden aten ze eikels en wilde bloembollen, die ze zelf hadden verzameld. Vaak, zelfs in de vreselijke hitte van de zomer, dronken ze de gehele dag door geen slok water. Uit eigen initiatief ‘vonden’ ze een boetegordel ‘uit’, die hun pijn en ongemak moest veroorzaken, zodat ze iets zouden hebben dat ze aan God en aan de Moeder Gods zouden kunnen opofferen voor de zondaars.

drie zieners van FatimaZe werden waarlijk onverzadigbaar in hun dorst, de dorst van de Heer naar redding van de zondaars te stillen. Hierin zien we de ware heldhaftigheid van Lucia, Jacinta en Francisco, waar tegenover onze bescheiden verstervingen verbleken. In al hun ondernemingen stond de Engel hen onzichtbaar bij en hielp hen. Wat Lucia over de hulp van de Engel tijdens een bepaalde periode van haar leven vertelde, geldt voor ons hele leven: “In die dagen verrichtten wij de materiële handelingen, alsof we door hetzelfde bovennatuurlijke wezen daartoe gebracht werden, dat ons daartoe aanzette”.

De hulp van de Engel wordt ons steeds aangeboden, maar wij moeten ons haar waardig tonen door een heilige ijver in de zaken van God. Dan zullen de woorden van de H. Ignatius in ons geestelijk leven werkelijkheid worden: “Bij personen, die zich met ijver zuiveren van hun zonden en in de dienst van God onze Heer van goed tot beter opklimmen, ….is het de goede geest eigen, moet en kracht, vertroostingen, tranen, ingevingen en rust te schenken, alles te vergemakkelijken en alle hindernissen weg te nemen, opdat zij in het goeddoen vooruit zouden gaan” 8).

P. William Wagner ORC

Terug

1) Vgl. Ex. 23,20
2) Mt. 7,13
3) Mt. 24,12
4) Kol. 1,24
5) Gal 6,14
6) Lk. 6,38
7) Joh. 10, 17
8) Geestelijke oefeningen, § 315