|
Het schilderijFam. Horbach had bezoek gekregen, heel onverwachts. En maar liefst drie personen, als men de kleine Willy meetelt. Natuurlijk mochten ze blijven slapen. Ze hadden toch zoveel bij te praten. Maar dan moesten ze een beetje improviseren. De kleine Willy zou bij de vierjarige Anne slapen. Meneer Horbach haalde uit de kelder een opklapbed en deed er een stevig matras op. “Kijk maar eens, hoe goed je daar op kunt slapen, kleine man”. Maar de kleine Willy wilde er eerst niets van weten. Pas toen zijn moeder hem het grote schilderij liet zien, met de zware, gouden omlijsting, wat boven het noodbed hing, wilde hij wel op dat vreemde bed gaan liggen. Beide moeders maakten hun kinderen klaar voor de nacht, terwijl beide vaders in de kamer ernaast bleven praten. En daar hoorden ze hoe de kleine Anne haar nachtgebed sprak, en dus ook het gebedje tot de Engelbewaarder. De vader van Willy moest glimlachen; daar moest hij niets van hebben en vond het maar flauwekul. “Die kleine Anne begrijpt daar toch nog niets van, en Engelbewaarders, nou ja…je kent mijn mening daarover”. Maar dan hoorden ze de stem van Willy, die heel vastbesloten zei, dat hij dat “versje ook wil leren”. En hij bleef vragen, totdat de tante hem het zinnetje voor zinnetje had voorgezegd, terwijl de moeder een beetje hulpeloos er bij stond. Het was haar een beetje pijnlijk. Toen gingen de volwassenen bij elkaar zitten om gezellig bij te praten. Maar plotseling ging langzaam de deur open en Willy stond op zijn blote voetjes in de deuropening. “Maar wat is er?” zei zijn moeder. “Anne slaapt ook al lang. Ga gauw terug naar bed!” De kleine jongen ging tegenstribbelend terug. Een tijd later kwam hij weer, heel stilletjes en slaapdronken. Vader nam hem op schoot en wilde boos op hem worden. “Heb je soms pijn? Laat dan eens zien!” Toen nam de moeder hem over van haar man, maar nu begon hij te huilen. Op hetzelfde ogenblik schrokken ze allemaal heel erg door een hard geluid in de slaapkamer van de kinderen. Meneer Horbach ging er meteen heen, en maakte het licht aan. De vader van Willy volgde hem op de voet; en beide mannen stonden sprakeloos bij wat ze zagen. Het grote schilderij, dat boven het noodbed hing, was van de muur naar beneden gevallen; een flard van het koord hing nog aan de spijker. En een van de spitse hoeken van de zware, vergulde omlijsting had zich precies in het kussen geboord, daar waar nog het kuiltje te zien was, waar het hoofdje van Willy had gelegen! Niemand kon een woord zeggen, totdat Willys vader trillend sprak: “De Engel…..!” |