Je bent hier: start » hulp_bij_stervenden

Hulp bij stervenden

Een getuigenis van een pastoor in Oostenrijk:

Het was December. Het was een verschrikkelijk weer en ik voelde me niet erg goed. Ik wilde net naar bed gaan, toen er gebeld werd. Ik maakte de deur open, en op straat zag ik een kleine jongen, met een grijze capuchon die net op het punt stond er van door te gaan. Ik riep hem toe, dat hij een beetje moest wachten. Maar hij draaide alleen maar zijn hoofd om, gaf me een teken om hem te volgen, en begon te rennen.

Ik ging terug naar de kerk, om het Allerheiligste te halen en wekte mijn jonge misdienaar, om me te begeleiden en toen ging ik zo snel mogelijk in de richting waar mijn onbekende was verdwenen. Mijn armzalig licht verlichtte nog geen tien schreden ver, in de stikdonkere nacht. Op de brug aangekomen, wist ik niet meer waar naar toe. Van daaruit gingen drie wegen verder: een door het dorp, een omhoog naar de alm en een slingerend weggetje langs het water.

Waarom ik deze laatste weg koos, weet ik niet. De weg was lastig. Men kon geen steek zien. De jongen bleef verdwenen, en mijn roepen zonder antwoord. Twintig minuten was ik al onderweg; ik wilde net omkeren, toen ik een zacht gekerm hoorde: “Mama, mama!” Ik riep: “Hallo?” “Mama, mama!”schreeuwde diep onder in het struikgewas een zeer kinderlijke stem. We klommen naar beneden en vonden daar de jonge met de grijze capuchon, erbarmelijk huilend. “Bent u echt onze pastoor? Met mama gaat het zo slecht, en mijn voeten doen zo pijn!”

Mijn misdienaar nam de jongen, die zijn voet verstuikt had, op zijn rug. We vonden de vrouw, die op sterven lag.

Maar toen werd alles duidelijk: toen de arme vrouw voelde, dat ze ging sterven, had ze haar vijf jaar oude zoontje naar mij gestuurd. Later hoorde ik van het kind het merkwaardige verhaal: hij was helemaal niet bij mij geweest, en had ook niet gebeld; de arme jongen was door de duisternis van de weg geraakt en naar beneden in het struikgewas gevallen. Daar was hij bewusteloos blijven liggen. Toen hij weer bij kwam, had hij om zijn moeder geroepen. Niet lang, want al gauw daarna was ik, de pastoor, voorbij gekomen.